Ik ademde eerst nog een keer diep in en uit en beantwoordde toen de telefoon.
‘Met mij,’ zei hij.
‘Hoi.’ Mijn stem klonk hees.
‘Hoe laat was je eigenlijk van plan om te komen? Ik zit hier maar een beetje te wachten.’
Met mijn glas liep ik naar de keuken voor meer water.
‘Ik had allang bij jou willen zijn, antwoordde ik. ‘Maar ik heb nogal een kater. Ik had gehoopt dat ik me in de tussentijd wel iets beter zou voelen maar dat is niet zo.’
‘Een kater? Ben je op stap geweest?’
‘Ja.’
‘Met wie?’
‘Ik was met Rachel.’
‘Met haar?’
‘Ja?’
‘Die bimbo?’
‘Nou ja,’ zei ik. ‘Hoe kom je daar nou weer bij?’
‘Dat heb ik gewoon van jou hoor,’ zei hij.
Ik zweeg en ik dronk water.
‘Hoeveel heb je gedronken dan?’ vroeg hij.
‘Ik weet het niet precies,’ antwoordde ik, ‘Het valt wel mee, hoor. Alleen heb ik echt een ontzettende koppijn en de paracetamol die ik al heb genomen helpt maar een klein beetje. Vast te veel gerookt.’
‘Ik heb het hele bed verschoond, ik heb boodschappen gedaan, gedoucht en ik zit hier maar een beetje op jou te wachten.’
‘Vandaag gaat het denk ik niet meer lukken,’ zei ik en zag hem voor me, met natte haren zittend op zijn bed dat naar lichtblauwe wasverzachter rook. Ik kreeg een hoestbui en hield mijn hoofd vast.
‘Mooi is dat,’ zei hij. ‘Zit ik hier een beetje.’
‘Sorry,’ zei ik. ‘Maar ik kan zo echt niet komen. Ik heb geen hoofdpijn, ik bén hoofdpijn. Het is onmogelijk om jouw kant op te komen.’
Nou was hij het die stil bleef.
‘Tsja,’ zei hij na een tijdje. ‘Mooi balen dan.’
‘Ja.’
Gaan we volgend weekend nog samen weg? Naar zee?’
‘Heel graag,’ antwoordde ik. ‘Maar ik ga nu ophangen en weer in bed liggen.’
We hingen op en ik liep naar de badkamer en knipte de lamp aan. Ik waste twee keer mijn haren en bleef nog zeker een kwartier onder de douche staan. De opluchting dat ik de deur niet meer uithoefde deed mijn hoofdpijn al iets zakken. Ik droogde me af en veegde de damp van de spiegel. Daarna staarde ik naar mijn bleke gezicht, de donkere kringen onder mijn ogen en de joekel van een zuigvlek in mijn nek.