Het huisje lag in een bungalowpark aan de rand van een kleine gemeente, ruim boven de grote rivieren. Huisdieren waren niet toegestaan, kinderen wel. Het hele park werd zelfs omschreven als kindvriendelijk, iets wat hem in eerste instantie niet had gezind. Maar op korte termijn was niet echt iets anders te vinden en het carnaval kwam steeds dichterbij. Zijn bezwaar was naar de achtergrond verdwenen.
Op het park waren een supermarkt en een restaurant. Volgens hem hoefden we niet naar het restaurant want we konden gewoon zelf eten maken.
‘Dat is beter, fijner en goedkoper.’
Er was een pub en een binnenzwembad.
‘Ik heb niet eens een zwembroek,’ zei hij.
Je kon fietsen huren, in het nabij gelegen stadje was een bowlingcentrum en een poolcafé, en het strand lag op tien minuten afstand – met welk vervoersmiddel werd niet gemeld.
Tweepersoons huisjes waren er niet, daarom had hij een vierpersoons geboekt.
‘Het is een cottage, schatje. Met een vrij uitzicht, aan het water. En een bad, dat is echt iets voor jou.’ Thuis had ik ook een bad waar ik nooit in lag, maar het zou fijn worden, samen een weekendje weg.
‘U kunt gewoon Nederlands tegen me praten, hoor,’ zei hij tegen de receptioniste die haar excuses maakte. Ze legde uit dat er veel bezoekers uit Duitsland op het park waren omdat die carnavalsvakantie hadden.
‘Wij hebben ook carnavalsvakantie,’ zei hij tegen haar. ‘Daarom zijn we hier.’ Ze gaf hem een geforceerde maar brede glimlach, voerde wat dingen op de computer in en legde twee sleutels voor ons neer.
Ze vouwde een kaart open en pakte een pen.
‘We zijn nu hier.’ Met zijn drieën bogen ons over de kaart. ‘Kijk, dit is de receptie. De supermarkt, het restaurant en de pub bevinden zich daar, daar en daar. Het zwembad is hier en uw huisje is daar.’ Ze omcirkelde een klein beige vierkantje met het cijfer 415.
‘Bent u met de auto?’ vroeg ze.
‘Jazeker,’ zei hij en hij ging rechtop staan.
‘Dan kunt u met de auto tot dit parkeerterrein rijden.’ Ze tikte met de punt van de pen op een grijze balk waar een blauwe P bij stond. ‘En vanaf daar loopt u in een paar minuten naar uw huisje.’ Ze vouwde de kaart weer in elkaar en gaf hem aan hem.
‘Hoe laat moeten we maandag uitchecken?’ vroeg ik.
‘Vóór elf uur,’ antwoordde ze.
‘We zijn er net,’ zei hij. ‘Ben jij alweer met het vertrek bezig?’
Buiten pakte ik zijn arm vast.
‘Gezellig hè,’ zei ik met mijn neus in de mouw van zijn jas.
Als we maandag op tijd weer terug zouden rijden zou ik gerust ‘s middags nog bij mijn carnaval vierende collega’s kunnen aansluiten, bedacht ik.
Ik gaf hem een sleutel, hij draaide het slot van de deur en liet me voor hem naar binnen gaan. Over de beige tegelvloer liep ik door de gang naar de L-vormige woonkamer en zag twee rode tweezitsbanken om een lage salontafel. Aan de muur hing een tv die nog groter was dan het gevaarte bij hem thuis. Op de tafel lagen een map van het park en de afstandsbediening van de tv. De gordijnen waren dichtgeschoven. Ze hadden dezelfde kleur als de banken. Ik schoof een gordijn opzij en keek door het raam naar een natgeregende plastic tuinset.
‘Laat je de gordijnen wel dicht, schatje?’ vroeg hij.
Ik liet het gordijn los en liep terug de gang in. Ik opende de deuren om naar de badkamer – groot en wit met een hoekbad en een aparte douche – en de twee slaapkamers – eentje met een tweepersoonsbed en eentje met twee losse eenpersoonsbedden – te kijken. Hij verscheen achter me met zijn jas nog aan. Hij liep de slaapkamer in en ging op het grote tweepersoonsbed zitten. Daarna opende hij de la van het nachtkastje en zei: ‘Ja, dat was natuurlijk te verwachten.’ Hij hield een boek omhoog. Het was de bijbel.
‘Kom eens,’ zei hij en ik ging naast hem zitten.
‘Ik hou van je, wist je dat? Hou jij ook van mij?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk,’ antwoordde ik zonder na te denken. Daarna dacht ik: Natuurlijk hou ik van hem. Het moet wel. Ik heb carnaval voor hem afgezegd.
‘Zweer je het?’ vroeg hij.
‘Is dat nodig?’
‘Leg je hand op de bijbel,’ zei hij en hield het boek voor me. ‘Zweer het.’ Ik legde mijn linkerhand op de bijbel en maakte met mijn rechterhand het v-teken. ‘Ik zweer het,’ zei ik. Zijn gezicht kwam dichterbij en zonder met onze ogen te knipperen keken we elkaar aan. Hij pakte mijn gezicht vast, deed zijn ogen dicht en zoende me op mijn mond. Met zijn tong ging hij over mijn tanden. Hij gooide me achterover op het bed en trok mijn schoenen, sokken, broek en onderbroek uit. Hij maakte zijn riem en knopen los en ging met zijn knieën op het bed zitten en trok mijn benen om zich heen. Ik zette mijn tanden in het stof van zijn jas.
‘Wat doen we nu?’ vroeg hij een paar minuten later. Hij ging staan, trok zijn broek omhoog en maakte zijn knopen en riem weer dicht. Hij raapte mijn kleren bij elkaar en legde ze naast me op het bed.
‘Koffie?’ vroeg ik.
‘Ja lekker, schatje. Regel jij dat even? Dan kijk ik of het internet werkt.’
Op het aanrecht stonden een waterkoker en een mandje waar zakjes oploskoffie, cupjes koffiemelk en staafjes suiker in lagen. Uit een keukenkastje pakte ik twee mokken die niks leken te wegen. Hij zette zijn laptop op de eettafel neer. Ik vulde de waterkoker, zette hem aan en scheurde twee zakjes oploskoffie open.
Na een paar keer klikken en evenzoveel keer zuchten zei hij dat hij een wachtwoord nodig had voor de wifi.
‘Zal ik naar de receptie bellen?’ vroeg hij. ‘Voor het wachtwoord? Of wil jij dat anders even doen?’
‘Wacht nou maar even,’ zei ik en ging naast hem zitten. Ik bladerde door de map van het park. ‘Hier staat het,’ zei ik en hield mijn vinger halverwege de geplastificeerde pagina. ‘Als u gebruik wilt maken van het draadloze internet heeft u een wachtwoord nodig. Het wachtwoord is uw bungalownummer, voorafgegaan door het woord bezoeker. Zitten wij niet in 415?’
‘Ja, volgens mij wel ja, 415.’
‘Dus dan zou het wachtwoord bezoeker415 moeten zijn,’ zei ik.
Afwachtend keek ik hoe hij tikte.
‘Ja, het werkt. Schatje, je bent een genie.’
‘Zullen we dan nu koffiedrinken?’ vroeg ik en ik klapte zijn laptop dicht. Hij kon nog net zijn vingers wegtrekken. Zwijgend dronken we van de koffie. Ik liep terug naar het aanrecht om een cupje melk te pakken.
‘Wat doen we nu?’ vroeg hij.
‘Dat vroeg je straks ook al,’ zei ik en trok hardhandig het lipje van het cupje af. Een druppel melk vloog tegen mijn wang.
‘Dan ga ik even kijken of ik nog mail heb,’ zei hij. ‘Dat mag toch wel?’ Hij ging terug aan de eettafel zitten en hij klapte de laptop weer open. Ik zag dat zijn kopje nog niet leeg was en ik zette het bij hem op tafel neer terwijl ik mijn best deed niet op zijn scherm te kijken. Hij goot de koffie in een keer in zijn mond en pakte uit zijn agenda uit zijn tas. Ik zette de lege mokken op het aanrecht.
‘Ik ga in bad,’ zei ik.
Hij keek op van de laptop.
‘Dat is fijn, schatje. Vanavond kijken we naar een Belgische film, jij hebt hem nog niet gezien en ik pas één keer.’
Ik knikte en ik deed de deur achter me dicht.
Zuchtend gooide ik de hele inhoud van een miniflesje badcrème met abrikozengeur in het bad en ik liet me in het water zakken. Met mijn armen om mijn benen geslagen vroeg ik me af waar ik nou zo ontevreden over was.