Ik ben heel goed in mezelf iets wijs maken. Zo kon ik mezelf jarenlang wijsmaken dat op kantoor werken echt iets voor mij was. In eerste instantie was het voor mij vooral belangrijk dat ik een inkomen had en daarmee onafhankelijk was van wie of wat dan ook. Dat ik werk deed waar ik totaal niet in was geïnteresseerd drong toen helemaal nog niet door. Maar de laatste tijd moest ik steeds meer moeite doen om mezelf wijs te maken dat ik op een plek zat waar ik hoorde. Ik moest mezelf briefjes met reminders schrijven om het vol te kunnen houden.
Lieve Cindy, schreef ik dan. Er is niks aan de hand, je hoeft niet te wanhopen. Je hoeft niet het gevoel te hebben dat je aan het afsterven bent. Waarom zou je, want er is niks aan de hand. Hoe grappig en leuk is het dat je je geld verdient met typen en de telefoon opnemen! Je kunt dit werk, je bent er goed in. Wees dankbaar dat je hier mag werken. Je verdient je geld met het lezen en schrijven van mailtjes. Je mag werken met programma’s die eindeloze mogelijkheden hebben, zoals Word en Excel. Onder werktijd kun je online shoppen en het nieuws bijhouden. Je kunt roddelen en flirten. Je zit hoog en droog. Veilig en op een comfortabele stoel. De koffie en het pleepapier zijn gratis en morgen is er vast weer vlaai.
Op kantoor werd ik elke ochtend door elke collega die ik tegenkwam begroet met een goedemorgen. Als het lunchpauze was, zei iedereen smakelijk. Als ik om vijf uur naar huis ging hoorde ik steevast fijne avond. Het duurde een tijdje voordat ik dit patroon doorhad. Toen ik het eenmaal in de gaten had deed het iets met me. Iets in de richting van stapelgek, knetterdebiel en onverteerbare, frustrerende simpelheid.
Het was het begin van het einde. Ik kon niet meer tegen het ritme, de structuur, en de voorspelbaarheid waarvan ik mezelf had wijsgemaakt dat het juist zo zalig was. Elk weekend en elke avond vrij, elke werkdag op dezelfde tijd opstaan en naar bed gaan. Deze heerlijke regelmaat zou zo’n innerlijke rust geven dat het protesteren van mijn afstervende ziel helemaal niet zou opvallen.
‘s Ochtends probeerde ik een hey, in de pauze zei ik tot straks en ‘s avonds zei ik doei, of tot morgen. De rest gaf geen krimp en bleef doorgaan met goedemorgen, smakelijk en fijne avond. Uiteindelijk zei ik meh-whatever en s.o.s. – help me en ik heb vandaag alweer tachtig keer op het punt gestaan mijn hoofd in de papiervernietiger te stoppen, hoe houd jij dit vol?