‘Vroeger in het studentenhuis hadden we een kat en daar zorgde ik altijd voor,’ zei de een. ‘Ik zou nog steeds graag een kat willen, maar mijn vrouw is allergisch.’
‘Dan doe je je vrouw toch weg,’ zei de ander.
‘Ha,’ zei de een en hij lachte. ‘Weet je wat me dat zou kosten?’
‘Nee,’ zei de ander. ‘Hoeveel?’
‘Grapjas.’ Hij pakte het koekje dat op het bordje van de ander lag en stak het in zijn mond.
‘Ik meen het,’ zei de ander. ‘Wat zou het je kosten als je van haar af zou willen?’
‘Wees niet bang,’ zei de een met volle mond. ‘Ik wil helemaal niet van haar af.’
‘Het is niet dat ik bang ben, hoor. Ik vraag je alleen wat het je zou kosten. Zijn jullie in gemeenschap van goederen getrouwd?’
‘Ja,’ antwoordde hij.
‘Zou je dat niet eens laten veranderen dan? Jij verdient bakken met geld. En zij, wat doet zij behalve het allemaal opmaken? En nu we het er toch over hebben: Ik heb geld nodig. Heb je wat voor me?’
‘Wat? Voor de koffie?’
‘Ik heb geld nodig.’ De ander leunde achterover, strekte zijn benen onder de tafel en legde zijn arm op de rugleuning van mijn stoel. ‘Ik ga voor mezelf beginnen. Ik heb alles al helemaal uitgedacht, het is een waterdicht plan. Alleen heb ik wel iets van een startkapitaal nodig. Jij hebt toch nog wel ergens wat geld liggen? Op een Zwitserse bankrekening of zo.’
De een pakte een bierviltje en tikte ermee op tafel.
‘Zal ik jullie even alleen laten?’ vroeg ik en ik schoof mijn stoel naar achter.
‘Waarom?’ vroeg de een.
‘Nee hoor,’ zei de ander.
Ik schoof mijn stoel weer terug.
‘Hoeveel geld heb je nodig dan?’
‘Een paar duizend denk ik, om mee te beginnen.’ De ander stak zijn kin in de lucht.
‘Je wilt een lening?’
‘Een lening? Nee, want dat betekent dat ik het je ook weer terug moet betalen.’
‘Dat zou ik wel fijn vinden ja, als ik het ook weer terugkrijg.’
‘Waarom zou je het terug moeten? Zie het als dat je ook eens iets voor de ander doet.’
‘Ik zal eens uitzoeken wat er allemaal mogelijk is, maar ik beloof nog niks.’
De ander pakte het viltje in zijn handen en begon er kleine stukjes van af te scheuren.
‘Word je zelf nou nooit eens helemaal simpel van die manier van leven?’
‘Hoe bedoel je?
‘Dat je altijd maar met geld bezig bent. Je hebt er al een berg van en je bent alleen maar bezig om er nog meer van te maken. En wat doe je met al die poen? Je koopt nieuwe en veel te dure spullen, telkens weer een andere auto, of een groter huis. En je vrouw koopt zich volgens mij helemaal scheel aan kleren, ook voor jullie kinderen. Ik weet zeker dat die kinderen duurdere kleren dragen dan ik.’
‘Hoeveel kinderen hebben jullie?’ vroeg ik.
‘Twee,’ antwoordde de een. ‘En over een tijdje komt de derde.’
‘Nee,’ zei de ander. ‘Echt? Nog een koter? Man, je hebt het toch al zwaar genoeg.’
‘Volgens mij heb jij er meer last van dan ik.’ De een zette zijn bril af en wreef door zijn ogen.
‘Nee, maar even serieus,’ ging de ander verder. ‘Altijd maar dat geld. Meer, meer, meer. Waarom ga je niet eens een keer iets maken?’
‘Iets maken?’
‘Ja, waarom maak je niet een film. Of een documentaire. Met al die poen van je kun je zulke mooie dingen doen. Ik snap niet dat je zoiets nou nooit eens ambieert. Je bent altijd alleen maar bezig met carrière maken en hogerop komen en bergen geld bij elkaar te harken.’
‘Wees blij,’ zei Gijs. ‘Alsof de sponsors voor jou in de rij zullen staan. Maar schiet eens op, loop naar de bar en geef me nu eerst nog maar eens een koffie. Een espresso dus. En ik wil er een glas water bij. Wat wil jij?’
Hij keek naar mij en ik dacht: ik? Wat wil ik?