Met een handvol kaarsen liep ik naar boven en ik zette ze op de nachtkastjes neer. Ik ruimde de slaapkamer op, trok het dekbed recht en deed de gordijnen dicht. Ik trok ander ondergoed aan, iets dat wel bij elkaar hoorde en van zwart kant was. Half doorzichtig.
Een halfuur later deed ik de deur voor Vincent open die Victor bleek te heten. Hij wilde blijven slapen en ik vond het best. Dat ging zo:
‘Mag ik bij jou blijven slapen?’ vroeg hij. ‘Mijn huisgenoot heeft bezoek en ik vind het fijn bij jou.’
‘Ja, graag zelfs. Dat lijkt me heel gezellig.’
De volgende ochtend was het maandag en ik meldde me ziek.
‘Ik heb blaasontsteking. Ja, het doet echt ontzettend zeer, ik kan amper lopen. Straks moet ik bij de apotheek de medicijnen ophalen.’
De hele dag bleef ik met Vincent in bed. Ik bedoel Victor. Toen het buiten alweer donker was trok hij een pyjamabroek van me aan die veel te kort voor hem was maar die lekker strak om zijn billen zat. Als ik niet zou opletten kreeg ik echt een blaasontsteking.
We verhuisden van het bed naar de bank. Hij liep fluitend door het huis en hij pakte alleen de telefoon om pizza’s te bestellen.
Zolang ik niet aan aan mijn man dacht leek het alsof het leven nog nooit zo simpel en fijn was geweest.