De trein was op tijd en ik ging in het achterste gedeelte zitten, waar op twee bejaarde vrouwen na niemand zat. Twee minuten nadat de trein was vertrokken kreeg ik een berichtje van hem. Dat hij het allemaal fantastisch had gevonden en dat ik naar meer smaakte. Dat hij het jammer vond dat ik weer weg was en dat hij hoopte dat ik geen spijt had.
Ik las het gedicht een paar keer en ik probeerde metaforen en diepere lagen te ontfutselen, wat niet lukte. Misschien lag het aan mij maar er stond gewoon wat er stond. Het was een gedicht over het ontmoeten van een meisje, het niet begrijpen waarom niemand haar probeerde te neuken. Wat er mis met haar zou kunnen zijn en dat hij daar zelf achter zou proberen te komen.
Ik trok de mouw van mijn jas omhoog en ik zag twee plekken op mijn onderarm. Ze waren nu donkerbruin, met een beetje paars erin. Ze zouden van blauw naar groen naar geel gaan en over een week ongeveer weer weg zijn. Ik wreef erover en het leek me beter dat ik een paar dagen lange mouwen zou dragen.
Ik lag met mijn hoofd tegen het raam een beetje weg te dromen tot omgeroepen werd dat de trein niet verder zou rijden dan het volgende station. Reizigers moesten bij het verlaten van de trein hun spullen niet vergeten.
Ik schreef hem terug dat ik nergens spijt van had. Integendeel juist, typte ik met twee uitroeptekens erachter. Daarna stuurde ik haar een berichtje.
Over een uurtje bij mij? Ik pakte mijn tas en stapte de trein uit.